Persoonlijkheidslift

Stel je voor dat het mogelijk is je persoonlijkheid te laten ‘liften’, net zoals dat kan met je gezicht of lichaamsvormen. Zou je daar gebruik van maken? En welk aspect van je persoonlijkheid zou je het eerst onder handen laten nemen? Is dat je verlegenheid,  nervositeit, jalouzie, ijdelheid, neiging tot opscheppen, gelijk willen hebben, altijd alle aandacht opeisen, hebzucht, overgevoeligheid voor kritiek, wraakzucht of neiging tot overdrijven? Of heb je geen van die eigenaardigheden? Geldt voor jou wat Oscar Wilde, een van de meest populaire (toneel)schrijvers en dichters uit de tweede helft van de negentiende eeuw, van zichzelf zei: “Zelf heb ik dat soort neigingen niet, maar ik moet toegeven dat ik vermoedelijk een uitzondering ben”. In een prikkelend en wijs boekje getiteld The conquest of happiness (De verovering van Geluk) schreef een bijna tijdgenoot van Wilde, de wiskundige en filosoof Bertrand Russell: “De meeste mensen klagen wel over hun geheugen maar zelden over hun persoonlijkheid”. Maar waarom eigenlijk? Te confronterend? Of Is het omdat we van mening zijn dat achteruitgang van het geheugen ons overkomt, we daar nauwelijks invloed op hebben, terwijl ‘achteruitgang’ van onze persoonlijkheid in aanzienlijke mate onze eigen keuze kan zijn? Je kunt immers beslissen koppiger, hebzuchtiger, minder invoelend enzovoorts te zijn. Dat brengt me op een belangrijk punt. Uit onderzoek blijkt dat bereidheid tot zelfverbetering van je persoonlijkheid bijdraagt tot de kwaliteit van je leven en dat van de mensen om je heen. Omgekeerd leidt ‘persoonlijkheidsverwaarlozing’ tot afbraak van je kwaliteit van leven, van relaties met anderen alsook en van je toekomstperspectief. Een persoonlijke ervaring als illustratie. Ooit werd ik uitgenodigd te solliciteren naar de functie van Ombudsman bij de Wereldbank. Na twee sollicitatierondes, een schriftelijke en een in Parijs, werd ik uitgenodigd voor een volgende in Washington. Dat verliep niet goed. Terugkijkend heb ik mijn kansen vooral  verspeeld, denk ik, door mijn antwoord op de  vraag of ik iets aan mijn persoonlijkheid zou willen veranderen. Een volstrekt onverwachte en spannend kwetsbare vraag. Ik dacht nadenktijd te winnen én grappig te wezen door een tegenvraag te stellen: “Hoeveel tijd hebben we?” Waarop heel droog de reactie kwam “U kent u zelf het beste. Dus zoveel als ú denkt nodig te hebben”. Dat bracht me flink van mijn apropos. Juist als psycholoog die zulke vragen vaak aan  anderen stelt, had ik er niet alleen op voorbereid moeten zijn maar ook in mijn antwoorden moeten laten doorklinken dat en waarom zelfbewustzijn/zelfkennis en zelfverbetering voor de mensen waarmee ik werk en voor mijzelf uiterst belangrijke kwesties zijn. In plaats daarvan ging ik in de verdediging door het vooral te gaan hebben over ‘dingen’ die ik wel goed kon. Me gaandeweg het gesprek daarvan bewust wordend, heb ik nog getracht te redden wat er te redden viel. Onder andere door toe te geven dat ik anderen en ook mezelf niet gemakkelijk ‘fouten’ of ‘missers’ vergeef. Dat mocht niet meer baten. Vandaar dat ik terug uit Washington toch maar weer eens een afspraak heb gemaakt voor een persoonlijkheidslift. Voor mezelf.

Is hel mannelijk?

“Ik ben de oorlog beu en spuuzat. De glorie ervan is alleen maar gezwam. Oorlog is hels“. Aldus William Sherman (1820-1891), een van de militair meest succesvolle leiders tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in een toespraak in 1879 tot officieren in opleiding. Sherman, die zelf tijdens die oorlog met zijn legers herhaaldelijk op gruwelijke wijze te keer was gegaan,  blijkt zich maar al te goed gerealiseerd te hebben, dat, in zijn woorden,  ‘de mens het meest te duchten heeft van zijn eigen soort’. Wat hij vergat, of mogelijk zich ook niet gerealiseerd heeft, is in plaats van over ‘mens’ over ‘man’ te spreken. Oorlog, de hel, ik zeg het met schaamte en verdriet, is eerst en vooral ‘Mannersache’. Mannen, mannen, alleen maar mannen. De politici die zich over de oorlog uitspreken, de legerwoordvoerders die krijgsverschuivingen komen verklaren, de soldaten in actie op de slagvelden, de ‘deskundigen’ die aan de tafels van actualiteitenrubrieken leeglopen.  Voor zover de media vrouwen tonen, is dat vooral in de rol van slachtoffer, huilend om de vernietiging van hun huis en haard, het dodelijk verlies van hun man of zonen, of in paniek vluchtend voor het onheil van de naderende vijanden, ook vrijwel zonder uitzondering mannen. Het lijkt wel alsof oorlog de man in zijn traditionele machtsgeweldspositie herstelt en de vrouw terugjaagt in haar  kwetsbare volgzaamheid van eertijds. Ook in woorden. Waar het gaat om onschuldige burgerslachtoffers hebben de media het vrijwel alleen over de geschatte aantallen gedode  vrouwen en kinderen. En dat op een manier alsof er tussen die twee nauwelijks verschil bestaat. Alsof vrouwen een soort kinderen zijn, even onschuldig en hulpeloos. Oorlog is mannenwerk. Daarom ook zijn in oorlogstijd vrouwen het onschuldige, en mannen het schuldige geslacht. En daarom kan het geen hond wat schelen als er mannen sneuvelen. Niet als die mannen gewone burgers zijn, en  helemaal niet als het soldaten zijn. Een soldaat is geen slachtoffer, maar oorlogspuin. Tenminste als het een vijand is. Dode soldaten zijn niet zonen, vaders, geliefden, vrienden, maar oorlogsafval, tuig, dat ondergeschoffeld, verbrand, opgeruimd moet worden. Niets om verder woorden, beelden of handen aan vuil te maken. Dat doen de media en wij dan ook niet. En zo kan het dat doorheen heel Oekraine vele duizenden dode lichamen van jongens en mannen liggen over wie de wereld geen traan zal laten en voor wie dat wel doet, troost vrijwel onvindbaar is. Daarin, in die poolkoude onverschillige vernietiging van een groot deel van huidige generaties mannen aan beide kanten van het front, ligt de werkelijke tragedie van deze oorlog. Een tragedie die de komende tijd door mobilisatie van reservisten aan Russische kant, enkel mannen, en de onvermijdelijke tegenreacties van de Oekrainse, met honderduizenden verder zal oplopen. Terwijl als er iets moet stoppen het ‘t geweld van mannen tegen mannen is. Maar juist dat is vrijwel nergens op deze planeet topprioriteit. Ook  niet onder vrouwen, zo lijkt het. Terwijl misschien juist van hen de tegenbeweging moet komen. Vrouwen, hou in Godsnaam massaal je mannen tegen de hel in te gaan.

 

 

Image by Enrique from Pixabay 

For Russia with love

Het beeld sneed mij indertijd door merg en been en dat deed het nu opnieuw. Michael Gorbatsjow, ooit Rusland’s machtigste man en onlangs, op 30 augustus 91 jaar oud gestorven, die zich, het is dan 20 september 1999, over zijn dode Raisa buigt en haar voor de laatste maal kust. Zijn gezicht en lichaamshouding toonbeeld van ontroostbaar verdriet. Het beeld een aanklacht tegen het leven zelf. Alle liefdes, zelfs de grootste, de innigste, breekt ze, maakt ze kapot. Buiten het gebouw in Moskou, waar Raisa lag opgebaard, stonden dagenlang talloze Russen. Hoewel noch Michael noch Raisa populair waren bij het volk, het zag hen vooral als de slopers van het machtige Sovjetrijk, waren de mensen toch gekomen. Ook Russen herkennen grote liefdes. Beiden student en nauwelijks twintig jaar oud, ontmoetten ze elkaar op dansles. Liefde op het eerste gezicht. Vrijwel onafscheidelijk in de daarop volgende 47 jaar. Waar Michael was, was Raisa. Het leverde haar veel kritiek op. ,,Waarom moet zij altijd met hem mee?”. In een land waar politiek een zaak van mannen was en is, is een vrouw die er voortdurend bij is, verdacht. Behalve uiterlijk zeer aantrekkelijk, beschouwden ze elkaar ook als hun beste leermeester, adviseur en criticus. Michael probeerde ook in de periode dat hij partijleider en dus baas van de Sovjet-Unie was, al zijn ideeen, en die waren niet alleen voor de Russen maar ook voor ons in het Westen shockerend, zoals het openen van het ijzeren gordijn en het afbreken van de muur, eerst op Raisa uit. Zij was steeds zijn eerste klankbord. Want hij wist dat zij hem altijd openlijk, zonder iets achter te houden uit vrees hem te kwetsen of teleur te stellen, zou antwoorden. Zoals zij van hem wist dat hij haar steeds deelgenoot maakte van wat hij dacht, voelde, zich voornam. In van Dale komt het russische woord glasnost, openheid, voor met de toevoeging: ‘openheidspolitiek in de voormalige Sovjet-Unie die door partijleider Gorbatsjow in gang is gezet’. Dat is fout. Die politiek is in gang gezet door de glasnost in de relatie tussen Michael en Raisa en in zekere zin is ze daar zelfs het spiegelbeeld van. Misschien is het de romanticus in mij die me het doet zeggen, maar ik geloof dat grote liefdes de wereld kunnen veranderen. Ten goede, met hoeveel pijn de veranderingen ook gepaard kunnen gaan. Met de dood van Raisa en daarmee de dood van een grote liefde kwam ook een goede kracht in het leven aan zijn einde. Dat verlies is door velen in het beeld van die laatste liefdeskus gevoeld. Maar behalve van verdriet en verlies is het beeld ook van een onnavolgbare emotionele schoonheid. Zelden werd de liefde van een mens voor een mens, van een man voor een vrouw zo ‘glasnost’, zo open, zo authentiek, getoond als in die laatste kus. Wij stonden erbij en keken ernaar en, als we nu terugkijkend iets begrijpen dan is het wel dat Rusland een grote liefde weer ontzettend nodig heeft.

 

 

Copyright foto RIA Novosti, licentie-informatie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:RIAN_archive_855139_Raisa_Gorbachev_and_Mikhail_Gorbachev_during_the_official_farewell_to_Maumo_Koivisto.jpg

Onderwijsoorlog te winnen

Sinds enige tijd zie ik ze s’ochtends vroeg weer in grote aantallen langs mijn huis fietsen. Jongeren op weg naar school. En zoals ieder jaar weer komt bij mij de vraag op: zijn ze op weg naar het juiste onderwijs? En al jaren is mijn antwoord: ik betwijfel het. Waarom? Laat ik de uitleg daarvan beginnen met een prikkelende vraag. Welke van de volgende eigenschappen voorspelt het best studiesucces in het middelbaar, hogeschool- of universitair onderwijs? Is dat (a) interesse? (b) IQ (intelligentie)? (c) ijver? of (d) zelfbeheersing? Het komt zelden voor dat als ik de vraag aan een groep docenten stel, de meerderheid het juiste antwoord geeft. Dat is: zelfbeheersing (‘selfcontrol’ in het Engels). Natuurlijk doen de andere factoren er ook toe, maar niet in die mate dat zelfbeheersing dat doet. Dat wordt duidelijk als ik de vijf vaardigheden die tezamen zelfbeheersing of zelfcontrole bepalen, toelicht. 1. Zelfbewustzijn of je eigen gevoelens (her)kennen. Een gevoel kunnen herkennen en verwoorden op het moment dat het gebeurt – is de hoeksteen van zelfbeheersing. Onvermogen gevoelens waar te nemen betekent vaak aan de genade ervan te zijn overgeleverd. Meer bewust van je gevoelens betekent daarom een betere piloot van je eigen leven zijn en zekerder van hoe je je werkelijk voelt over de belangrijke persoonlijke beslissingen in je leven. 2. Het omgaan met gevoelens. Het gaat hier om het vermo¬gen om jezelf gerust te stellen of te kalmeren, angst te tolereren, irritatie binnen de perken te houden en met somberheid kunnen omgaan. Cruciale voorwaarden voor succes en geluk in het leven. 3. Je zelf kunnen motiveren. Gevoelens, of de daarmee verbonden energie, in dienst kunnen stellen van langere termijn doelen – zelfbeheersing in de vorm van bevrediging uit kunnen stellen en (afleidende) impulsen kunnen beheersen – zijn essentieel voor creativiteit en het leveren van belangrijke prestaties op school en daarbuiten. 4. Het herkennen van gevoelens bij anderen. Empathie, de vaardigheid om de aard en de intensiteit van gevoelens van anderen te kunnen waarnemen, is ‘de basale mensen-vaardigheid’. Mensen die empathisch zijn stemmen beter af op de subtiele signalen die anderen uitzenden over waar zij behoefte aan hebben of wat hen bezighoudt. Meer empathie betekent zowel beter funktioneren in allerlei ‘zorg’ beroepen, alsook als leiders van (onderzoeks)teams of bedrij¬ven en in intieme relaties. 5. Het opbouwen en onderhouden van relaties. Omdat ons bestaan in wezen een ‘in verband staan’ is, zijn onze sociale vaardigheden of het gebrek daaraan medebeslissend voor hoe ons leven zal verlopen en wat we daarin zullen klaar spelen. Natuurlijk verschillen mensen in hun aangeboren aanleg op deze vijf psychologische vaardigheden, zoals ze ook in aanleg verschillen in academische vaardigheden (rekenen, taal…etc). Maar net als daar, geldt ook voor psychologische vaardigheden dat er een hoop valt (bij) te leren. Je zou daarom verwachten dat onderwijsinstellingen zwaar inzetten op lesprogramma’s zelfbeheersing en op het bijhouden /rapporteren van vorderingen van leerlingen/studenten in dit opzicht. Maar ook daar blijkt de komende jaren nog een oorlog te winnen.

 

 

Image by 潜辉 韦 from Pixabay

Het enige dat telt

Afgelopen zaterdag, 10 september, World Suicide Prevention day (WSPD). De dag waarop door de VN wereldwijd bizondere aandacht wordt gevraagd voor de problematiek van zelfdoding of suicide. Ik was in 2003 betrokken bij de organisatie van de eerste WSPD, onder andere als oprichter van de International Academy of Suicide Research. In volgende jaren ben ik in wisselende mate betrokken gebleven totdat ik in 2016 uit onvrede met de bereikte vorderingen besloot om op 23 september van dat jaar, precies 13 (!) dagen na de WSPD, daarvoor aandacht te vragen door een conferentie te organiseren onder de titel ‘Suicide Preventie: Waarom faalt het?’ Dat had ik dit jaar opnieuw kunnen doen. Want het schiet wereldwijd en nationaal nog altijd niet op met de suicide preventie. De suicidesterfte zal komende jaren vrijwel zeker sterk toenemen. Wereldwijd, ons land niet uitgezonderd, buitelen een aantal crises – oorlog, armoede, vluchtelingenstromen, klimaatveranderingen, pandemieen, zorgstructuur-ontwrichtingen en relatie-calamiteiten (denk aan toegenomen aantal echtscheidingen) – over elkaar heen die zonder enige twijfel sociale en psychische ontwrichtingen (verder) teweeg zullen brengen waarvan al decennia bekend is dat ze ‘suicidogeen’ zijn. De gebruikelijke preventie- en interventie-methoden zoals door psychologen, psychiaters en grote groepen ‘ervaringsdeskundigen’, vrijwilligers en lotgenoten daartegen teweer gebracht, blijken tegen die ontwrichtingen niet opgewassen. Niet dat ze niets doen. Maar ze doen te weinig en zullen daarom de suicidesterfte-statistiek niet omlaag brengen. Dat is overigens mede gevolg van het feit dat die methoden teveel korte termijn gericht zijn. Voornamelijk aandacht besteden aan wat te doen in de uren, dagen of weken rondom een suicidale crisis. Natuurlijk is het belangrijk en zinvol om mensen in het algemeen of in de directe omgeving van een suicidale persoon duidelijk te maken hoe te communiceren en reageren. Maar waar het gaat om grootschalige en duurzame preventie moet deze vraag centraal staan: ‘wat kunnen we doen om kinderen en jongeren nú uit te rusten met de vaardigheden die ervoor zorgen dat ze stráks, op (jong)volwassen leeftijd, beter bestand zijn tegen mentale en sociale stressoren en crises en de suicidale gedachten, impulsen of verleidingen die deze dikwijls met zich meebrengen? We kennen het antwoord: bevorder de mentale gezondheid en levensvaardigheden van kinderen en jongeren en leer hen met behulp daarvan om te gaan met levensproblemen inclusief suicidale crises en impulsen. We hebben ook de middelen daarvoor, zowel wat betreft de plaatsen – scholen, verenigingen, theaters, sociale media – als de materialen, de handleidingen. Maar het ontbreekt ons nog altijd aan visie, inzet en durf die grootschalig in te zetten. Toen een collega en ik een handleiding voor het denken over suicide  voor jongeren publiceerden viel ¾ Nederland over ons heen met het verwijt dat we daarmee jongeren de dood in dreven en het suicidecijfer onder hen sterk zou stijgen. Dat is niet gebeurd. Integendeel. Naar hun eigen zeggen` heeft het velen juist geholpen een (hernieuwde) keuze voor het leven te maken en heeft het mensen uit hun omgeving op een goede manier bij die keuze betrokken. En is dat niet het enige dat telt?

Dank aan de monnik

Vanaf het terras van mijn kamer op de eerste verdieping van mijn hotel kijk ik uit op het spiegelgladde water van het meer van Bled, op het kasteel op de rots aan de overkant en op het eiland met kerkje en toren midden in het meer. Het panorama is van een schoonheid en stilte die me nooit verveelt maar altijd weer innerlijk betoverend raakt. Alsof ik rondwaar in een sprookjesboek. Reden waarom ik hier al 21 jaar voor enkele weken terugkeer. Af en toe komen er op het pad beneden mij wandelaars voorbij. Ze zien mij niet. Tenzij ze toevallig een keer omhoog kijken wat zelden gebeurt. Waarschijnlijk omdat de bizondere omgeving op ooghoogte ook hun aandacht opeist. Het geeft mij soms het ietwat ongemakkelijke gevoel aan het spioneren te zijn. Maar deze middag speelt niet dát maar voornamelijk nieuwsgierigheid op.Er kom een monnik voorbij, althans dat vermoed ik vanwege zijn lang bruin gewaad, zijn kaalgeschoren hoofd en zijn in mijn ogen vredig-vriendelijke gezichtsuitdrukking. Nog nooit eerder heb ik hier een monnik gezien en kijk ‘m daarom een tijdlang in gedachten na. Waardoor ik niet meteen in de gaten heb dat er meerdere monnikken aankomen, zeker een twintigtal. Sommige alleen lopend, anderen in groepjes. Mijn nieuwsgierigheid niet langer kunnen bedwingen, spreek ik van bovenaf een van hen aan: “Can I ask you a question?”. Hij blijft staan, merkt mij naar boven kijkend op en antwoord uiterst vriendelijk: “Sure!”. Ik vrees dat ik hem vervolgens zo’n beetje het habijt van het lijf heb gevraagd, varierend van waar ze vandaan komen (“Vietnam”), wat hij van Bled vindt (“a place of love”) en welke landen ze bezoeken (o.a. Boedhistische centra in Frankrijk en Zwitserland). Als ik hem tenslotte vraag wat ze hopen op hun reis met name beter te leren kennen is zijn antwoord even direct spontaan als roerend bescheiden: “Ourselves”. Als ik enige dagen later een Bledse vriend, die jaren in de hotelbusiness heeft gewerkt, vertel  over de ontmoeting met de monnik, reageert hij bijna opgetogen instemmend. “Dit is waartoe ik mensen altijd heb geprobeerd aan te moedigen.Zie reizen eerst en vooral als een  kans om jezelf en je eventuele reisgenoten beter te leren kennen.En durf het aan, zoals die monniken het blijkbaar aandurven, om al reizend elkaar vragen te stellen waardoor je je eigen aard en die van de ander beter leert kennen”. En dan vertelt hij al jaren lid te zijn van een Proust-gezelschap, genoemd naar de beroemde Franse schrijver Marcel Proust (1871-1922) die ooit een lijst van circa 35 vragen heeft samengesteld en mensen tijdens maaltijden, reizen en zelfs (verjaardag’s)feestjes  aanspoorde die voor zichzelf en/of anderen te beantwoorden. Vragen varierend van “wat maakt je het gelukkigst?” via “welke eigenschap/neiging  van jezelf betreur je het meest” en “hoe zou je willen sterven? tot “wat is je levensmotto? Ik ben inmiddels bezig de lijsten van Proust en navolgers persoonlijk en wetenschappelijk bij de schaven. Het resultaat daarvan laat ik zsm weten. Met dank aan de monnik in Bled.

 

 

Image by Peter H from Pixabay

Diagnostische etikettenplakkerij

Er zijn weinig diagnoses in en buiten de gezondheidszorg die zozeer misbruikt worden als de diagnose persoonlijkeidsstoornis. Ik heb het vooral over de ‘diagnoses’ narcistische, dwangmatige, antisociale, theatrale, vermijdende en borderline persoonlijkheidsstoornis waarmee psychiaters, psychologen, de media en het grote publiek pogen iemand’s meest opvallende emotionele en gedragspatronen van een onthullend etiket te voorzien. Neem Donald Trump, mogelijk straks opnieuw president van de VS. Die is in wetenschappelijke publikaties, in boeken van onder andere van zijn nichtje Mary, psychologe, en door tal van populaire media van onder tot boven  beplakt met het etiket narcistische persoonlijkheidsstoornis. Terecht? En kennen  en begrijpen we Trump beter dankzij deze ‘diagnose’? Of is hier sprake van pseudo-kennis door etikettenplakkerij? Van een ‘gestoorde’ persoonlijkheid is sprake bij mensen die a) meerdere eigenschappen of neigingen, zoals ongevoeligheid, aanmatiging, zelfverheerlijking en achterdocht, in een zodanige sterke mate bezitten dat ze zich daardoor jarenlang in allerlei situaties gedragen op een manier die duidelijk onaangepast is: b) voortdurend problemen hebben in het opbouwen en onderhouden van relaties met anderen (thuis, werk, vrije tijd); c) zelf sterk onder a) en b) lijden en/of daardoor bij anderen veel lijden veroorzaken. Zijn deze drie voorwaarden bij Trump vervuld? Ik ben geen publikaties tegengekomen waarin ze op een overtuigende manier worden aangetoond. En dat zal zo blijven gezien de reeks van persoonlijke, zakelijke en politieke successen die hij op zijn naam heeft staat. Maar er zijn meer redenen tot twijfel aan de narcisme-diagnose. Die suggereert dat er maar één enkel type narcistische persoonlijkheidstoornis bestaat en dat is die van Trump, het zogenaamd ‘grandiose’ type (‘het is moeilijk bescheiden te zijn voor wie zo goed is als ik ben’). Maar onderzoek laat zien dat er meerdere ‘meng’types zijn, onder andere het ‘kwetsbare’ type. Kenmerk daarvan is een overmatig sterke reactie op kritiek en beledigingen door anderen en een uitermate lage frustratie-tolerantie waardoor ze uiterlijk of innerlijk van streek kunnen raken over zelfs de meest onbetekenende kwesties. Dit als gevolg van een lage zelfwaardering, gevoed door jaloezie op de capaciteiten en successen van anderen en schaamte over eigen herhaalde fouten en tekortkomingen. Schaamte die voor anderen zoveel mogelijk verborgen wordt gehouden. Door de meeste mensen, ook de ‘deskundigen’, is voor de diagnose bij Trump uitsluitend naar het grandioze type gekeken. Maar bepaald niet uitgesloten is dat vooral meerdere kenmerken van het kwetsbare type bij hem aanwezig zijn. Hoe gek het daarom ook klinkt, gezien de enorme omvang van wat er over hem gezegd en geschreven is, weten we diagnostisch nog altijd te  weinig van Donald. Het uitsluitend hameren op zijn grandioos-narcisme is daarom vooralsnog weinig anders dan een populaire psychologische scheldpartij. Soortgelijke scheldpartijen vinden overigens soms ook plaats bij mensen die van andere persoonlijkheidsdiagnoses worden ‘verdacht’, zoals de antisociale (vroeger ‘psychopathische’ ) en obsessief-compulsieve (vroeger ‘dwangmatige) persoonlijkheidsstoornis. Hoe terecht daarom dat de Wereld Gezondheids Organisatie begin dit jaar een proces is gestart waardoor in de toekomst die onverantwoorde etikettenplakkerij  moet stoppen. Als het aan mij ligt, wordt het voor psychiaters en psychologen zelfs meteen ten strengste verboden.

 

 

Image by Sam Williams from Pixabay

 

Dankzij grootouders

In het park aan de overkant van de singel waaraan ik woon, kom ik op mijn dagelijkse wandeling of jogging vrijwel altijd een of meer grootouders tegen. Dat leid ik uit hun leeftijd en de buggy die ze voortduwen met daarin een baby of daarnaast een beginnend loslopende peuter. Soms allebei. Vanaf een bepaald moment  is me gaan opvallen dat ik vaker grootouders met kind dan ouders met kind tegen kom. Logisch zou je denken als de grootouders op de kleinen passen, hen verzorgen,vermaken en helpen ontwikkelen zodat de ouders kunnen werken. Maar opgepast het zo te formuleren! Want het suggereert, ten onrechte, dat oppassen geen werk zou zijn! Volgens diverse schattingen springen in ons land tenminste de helft van de grootouders van af en toe tot zeer regelmatig oppassend bij. Wat betekent dat grootouders in economisch en sociaal opzicht  een factor van grote betekenis zijn. Ze zullen het nooit doen, maar ik vraag me weleens af wat zouden de gevolgen zijn als alle grootouders op een dag in staking zouden gaan? Onder meer omdat ze, net zoals pak ‘m beet luchthaven-personeel of pakketbezorgers, meer waardering voor hun werk willen en betere arbeidsvoorwaarden. De vraag naar kinderdagverblijven en kinderopvang, ze kunnen het nu al niet aan, zou ontploffen en in tal van bedrijven zou het nu al steeds nijpender personeelstekort dramatische vormen aannemen. Maar ook in tal van gezinnen zelf zou een staking door grootouders ingrijpende gevolgen hebben voor het dagelijks leven en routines. En waar grootouders de oudervervangende opvoeders zijn, zou de ramp helemaal niet te overzien zijn. We kunnen niet zonder grootouders. Zo simpel is het. Dat is niet altijd zo geweest. De grootouder blijkt historisch gezien een betrekkelijk recent verschijnsel. Nog vrijwel afwezig in de tijd van de Neanderthaler, zo’n 250.000 jaar geleden – hun levensverwachting was slechts zo’n circa 30 jaar –  verscheen de grootouder pas op grotere schaal op het toneel zo’n 30.000 jaar geleden. Naarmate levensverwachting en bevolkingsdichtheid toenamen. Als mensen ouder worden kunnen ze niet alleen meer kinderen voortbrengen, maar hebben ook meer anderen ter beschikking, met name grootouders, om daarop te passen. Waardoor de ouders zelf meer aan economische, technische en zelfontwikkeling kunnen doen. Niet verbazingwekkend maar wel uiterst belangrijk om te beseffen dat de mens, voor zover bekend, de enige diersoort is die het grootouder- of seniorenschap kent. Sterker nog, er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat de toename van senioren een uiterst belangrijke rol heeft gespeeld in het succes van onze soort, zowel genetisch als sociaal-cultureel. Vandaar de ver- en bewondering die ik regelmatig ervaar als ik een buddy met baby en senior-ouder – senior-vader of senior-moeder zo noem ik ze tegenwoordig stilletjes in mezelf – tegen kom. Maar het is ook deze wens die dan regelmatig bij mij opkomt: ‘Samenleving, doe wat meer aan grootouder- of senior-ouderverering. Want echt, ouder en wijzer is wel degelijk wat  iedere dag weer oppast. Of het nu in het park tegenover mijn huis is of die talloze andere parken en plaatsen elders in het land.

 

 

Image by bryandilts from Pixabay

Je belangrijkste gesprekspartner

Ik begin met twee ongewone vragen. Wie is degene met wie je in je leven tot nu toe het vaakst in gesprek bent geweest? En wie is  degene naar wie je het vaakst hebt geluisterd? Het antwoord op beide vragen? Zowel degene die jou het vaakst toespreekt als degene naar wie jij het vaakst luistert, overigens zonder altijd te doen wat die je influistert, dat ben jij zélf. Dat met jezelf in gesprek zijn kan varieren van iets eenvoudigs als “‘waar heb ik die sleutels toch neergelegd?” via “ niet vergeten de afspraak met de tandarts af te zeggen”’ tot iets emotioneel complex als “waarom kan ik niet één keer spontaan tegen mijn broer of zus zeggen ‘ik bewonder je?’ Is het jaloezie?” Zulke gesprekken met jezelf kunnen in stilte verlopen, in gedachten of in gedachten over je gedachten. Denken is in essentie in gesprek zijn met jezelf. Maar zelfgesprekken kunnen ook hardop gevoerd worden. Veel mensen vinden dat ‘maf’ of zelfs bijna ‘psychiatrisch’. Ten onrechte. Het kan heel behulpzaam zijn. Als je bijvoorbeeld hardop het spoor terugvolgt naar waar je voor het laatst je sleutels hebt gebruikt, neemt de kans toe, zo blijkt uit onderzoek, dat je ze sneller  terugvindt. Hardop tegen jezelf praten voorkomt dat je door gedachten wordt gebombardeerd. Je brein werkt dan langzamer en systematischer, en je schakelt meer breincentra in, zoals je taalcentra. Daarom is in gesprek gaan met jezelf ook goed voor je psychische gezondheid, zoals het omgaan met hoge spanning of stress en emoties als  boosheid, verdriet en jaloezie. Aangenomen dat je het op de goede manier doet. Wat je tegen jezelf zegt, wanneer je het zegt en hoe, kan een enorme invloed hebben op je zelfbeeld, je geloof in je zelfredzaamheid en je gevoel van eigenwaarde. Je vermindert het risico jezelf op deze punten onderuit te halen als je erop let of je op een negatieve manier met jezelf in gesprek bent. Zeg daartegen, eventueel herhaaldelijk, hardop ‘stop!’ En ga over op een neutrale, positieve of vriendelijke manier van met jezelf in gesprek zijn en naar jezelf luisteren. Dat bevordert  zowel je emotioneel welbevinden als effectief gedrag. Neutraal met je zelf in gesprek zijn betekent bijvoorbeeld jezelf vragen stellen als “hoe pak ik dit het beste aan?” Of jezelf instrueren met ‘’wat kan ik allemaal  doen om te voorkomen dat?” Spreek de verschillende mogelijkheden hardop uit en luister naar jezelf terwijl je dat doet. Positief met jezelf in gesprek gaan betekent onder meer jezelf luidop aanmoedigen, bijvoorbeeld met “Ik ga hier hoe dan ook aan werken” of “ook als het me niet meteen lukt, ik blijf het proberen en zie wel hoe ver ik kom”. Wij mensen móeten voortdurend met ons zelf in gesprek. Maar we zijn vrij in het hoe en waarover. Je hebt daarbij minder last van je negatieve gedachten als je ze hardop stopzet en meer profijt van je neutrale of positieve gedachten als je daarmee hardop het gesprek met jezelf aangaat. Onthou: jij bent zelf je belangrijkste gesprekspartner.

Chantilly

Afgelopen zaterdag bij de taxi standplaats voor het Gare du Nord in Parijs. Eindelijk staan we, mijn vrouw en ik, bij de voorste taxi. Op de vraag van de chauffeur waarheen antwoord ik: “Chantilly, Place de la Gare” (Stationsplein). Alsof ik iets  verbazingwekkends vraag, herhaalt hij recht voor zich uitkijkend met zware stem mijn klanken. En knikt daarbij alsof er iets naar de juiste plaats in zijn voorbrein moet rollen. “Combien monsieur?”(Hoeveel meneer), vraag ik deemoedig. Hopend dat het mee zal vallen. Waarop hij reageert door op het navigatieschermpje vóór zich te gaan scrollen. Dat duurt een tijd, alsof hij dit ritverzoek nog niet vaak heeft gehad. Dan komt het verlossende bedrag: “Cinquante” (50) Dat valt alleszins mee gezien onze eerdere ervaringen met Parijse taxi’s.

We verblijven regelmatig in Chantilly sinds we ooit toestemming hebben gekregen  om in het archief van het kasteel daar gegevens te verzamelen. De eerste keer voor een studie en boekpublicatie over de raadselachtige dood in 1830 van de laatste prins van Condé, eigenaar van het enorme kasteel-en landgoederencomplex. Was het moord, zelfdoding of iets anders? Wij menen dat raadsel overtuigend te hebben opgelost in ons boek ‘De Macht van een Maitresse. Hoe passie en politiek de laatste prins fataal werden’. We komen nu in Chantilly voor een ander ‘Condé’raadsel. Wie is in 1804 verantwoordelijk geweest voor de executie, zonder enige vorm van proces, van de zoon van die laatste prins? Napoleon? Eén van zijn generaals op eigen gezag? Of was het een vergissing? De geschiedenis van Frankrijk zou mogelijk op belangrijke punten een ander verloop hebben gehad als de waarheid van beide doodsoorzaken indertijd onderzocht zou zijn geweest. Vanuit Chantilly gaan we soms ook    naar Parijs om in de Bibliotheque Nationale te zoeken naar mogelijk relevante documenten. Inmiddels in de taxi ingestapt en op weg, wisselen we onze aantekeningen uit en letten daarbij nauwelijks op de omgeving. Dat de rit langer duurt dan verwacht verbaast ons niet gezien de enorme drukte. Evenmin dat de chauffeur veelal wegen neemt die we niet herkennen. Totdat hij plotseling de auto aan de kant zet en voor zich uitwijzend zegt “C’est ici” (Hier is het). “Hè?” is onze opperste  verbazing. Er is in de verste verste geen station of stationsplein van Chantilly te bekennen. Wel een smalle onbewijzerde metroingang. Voor ons reden te blijven herhalen tegen een chauffeur die alsmaar bozer wordt, dat dit Chantilly niet is. Het is ons werkelijk een raadsel hoe dit probleem heeft kunnen ontstaan. Totdat hij opeens woedend zijn navigatie-scherm uit de houder rukt en, daarop heftig tikkend, ons wijst op de naam Gentilly. Het blijkt inderdaad een metrostation. Precies aan de andere kant van Parijs, 63 kilometer van Chantilly. We hebben al onze psychologische tuigage moeten heisen om te voorkomen dat er een uit de handlopend conflict zou ontstaan. En te bereiken dat er een wederzijds enigszins aanvaardbare ritprijs werd overeengekomen ons toch naar Chantilly te brengen. Om verder te werken aan de oplossing van dat andere raadsel.

 

 

Image by laucivan from Pixabay