Eenvoud maakt kracht

Het blijft voor mij een van de meest fascinerende vragen in het leven. Waarom is het dat de meest eenvoudige manieren om iets te doen vaak ook de meest krachtige zijn? Maar juist omdat ze zo eenvoudig krachtig zijn vaak ook zo lastig zijn om er op te komen. “Je moet er maar opkomen” is het typerende compliment voor iemand die iets eenvoudigs-krachtigst heeft bedacht. Een voorbeeld. Onlangs schreef een lezeres mij dat ze een afspraak had gemaakt met haar vader om hem te interviewen. Maar hoewel ze heel blij was dat het tot een afspraak met haar aanvankelijk onwillige vader was gekomen, zag ze er, hoe dichterbij de datum kwam, ook steeds meer tegenop. “Hoe breng ik mezelf in de goede, juiste stemming daarvoor” was haar vraag aan mij. Mijn antwoord was: ‘one-minute meditation’. Een methode die ik zelf ooit aangereikt had gekregen van mijn psycholoog-opleider om mezelf ‘in de juiste stemming’ te brengen voor het voeren van een belangrijk maar mogelijk lastig gesprek. ‘Zoals een pianostemmer een piano stemt kort voor de pianist optreedt, zo stem jij je stemming via de one-minute methode voordat jij aan zo’n gesprek begint. Sluit je ogen voor circa één minuut. Ontspan je spieren en richt je aandacht even op je ademhaling. Stel je dan de betreffende persoon in verbeelding voor en denk aan een positieve ervaring met of eigenschap van die persoon. Benoem die eerst in stilte en vervolgens een of twee keer ietwat hardop, sluit af met ‘dat waardeer ik in je’, blijf nog even zo zitten en open weer je ogen’. Het charmante aan deze eenvoudige positieve stemmingsmethode is dat je ‘m met enkele eenvoudige aanpassingen ook kunt gebruiken om de grondstemming in je dagelijks leven vaker in positieve richting te sturen. Voorbeeld. Sluit voordat je gaat eten af en toe een minuut of wat je ogen en loop in je verbeelding even allerlei mensen langs die op de een of andere manier hebben bijgedragen aan de maaltijd waaraan jij dadelijk begint. Van de boer die de groente of graan heeft gekweekt, de chauffeur die het naar het bereidingsbedrijf en na bewerking daar naar de supermarkt heeft gebracht, de vakkenvuller die het in de schappen heeft gelegd, de cassiere die het heeft afgerekend, de werkers in de fabrieken die aardewerk en bestek hebben gemaakt, tot de technici van het energiebedrijf waardoor je thee of koffie hebt kunnen zetten, en ga zo maar even door. Regelmatig enkele minuten appreciatie- of waarderingsmeditatie heeft inderdaad, zoals onderzoek aantoont, een aantal positieve effecten. Je eet ontspannener, bewuster, langzamer en daardoor minder. En je geniet er meer van. Maar belangrijker, je voedt zo bij jezelf een basisstemming van waardering of erkentelijkheid. Je houdt het besef levend dat er echt heel veel mensen en aktiviteiten zijn om dagelijks dankbaar een buiging voor te maken. Gek dan toch dat we het zoveel gemakkelijker vinden om ondankbaar dan dankbaar te zijn. Overigens, volgens de dochter is het gesprek in een ontroerend goede stemming verlopen.

 

 

Foto-licentie: https://pixabay.com/nl/service/license/

113, dat moet anders

Enige tijd geleden ontknoopte zich tussen middelbare scholieren en mij het volgende gesprek tijdens het lesprogramma Levensvaardigheden waarin we het thema Omgaan met Depressie en Gedachten aan Zelfdoding bespraken. ,,Als je iemand dood maakt, opzettelijk, is dat moord, toch?’’ ,,Dat is moord ja.’’ ,,Maar als je iemand dood maakt die dat wil, die dat aan je gevraagd heeft, dan is dat geen moord, toch?’’ ,,Ik zou dat dood op verzoek noemen.’’ ,,Maar als je jezelf dood maakt, omdat je niet meer wilt leven, dan noemen ze dat wel weer moord. Zelfmoord. Dat klopt toch niet?’’ ,,Dat klopt inderdaad niet.’’ ,,Maar waarom noemen ze het dan zo? Het is toch geen misdrijf als je niet meer wilt leven?’’ ,,Inderdaad, ik vind zelfmoord een verschrikkelijk oneerlijk woord. Stel dat het je broer is, of je vader.’’ ,,Maar wat moet je dan zeggen?’’ ,,Zoals het is. Dat iemand zichzelf gedood heeft. Dood door zelfdoding. Ook heel erg maar niet oneerlijk.En niet onnodig pijnlijk’’. Toen ik later die dag naar huis reed, hadden we een afspraak. Namelijk dat als iemand in een gesprek het woord zelfmoord gebruikt, te zeggen met dat verschrikkelijk oneerlijke woord te stoppen. Het voorval kwam me in herinnering toen afgelopen week bekend werd dat we een nieuwe Minister van VWS hebben, Ernst Kuipers. Zijn Ministerie subsidieert 113 en 113 is al jarenlang bezig ‘dat vreselijk oneerlijke’ woord de samenleving in te slingeren via een logo en mededelingen als ‘113 Zelfmoordpreventie’. Behalve vreselijk oneerlijk is het voor vele nabestaanden ook een uitermate kwetsend woord, dat het taboe op zelfdoding bevestigt. 113 weet dat al lang. In een openbaar debat met haar helaas overleden oprichter Mokkenstorm en middels publicaties heb ik hem daarop gewezen alsook op de talloze brieven/mails en handtekeningen van nabestaanden die vragen of smeken om aub dat vreselijke woord niet meer te gebruiken. Maar 113 weigert. Haar argument? Uit onderzoek, naar mijn weten ongepubliceerd, zou blijken dat mensen in psychische nood eerder zelfmoord dan zelfdoding of suicide als zoekterm gebruiken. Maar zelfs als, ik ken geen onderzoek onder internet search-experts die daarvoor geen goede oplossing  kunnen vinden. Zoals ik ook geen onderzoek ken waaruit blijkt dat 113 landelijk gezien een substantieel deel van de zelfdodingen voorkomt. Ik zeg niet dat ze dat in individuele gevallen niet doet, dat doet ze ongetwijfeld, maar een significant nationaal preventie-effect is niet aangetoond. Mede reden waarom ik grote moeite heb met de recente bewering van 113 dat iedere zelfdoding de samenleving 2.8 miljoen euro kost en jaarlijks dus zo’n 5 miljard euro te besparen valt (circa 1850 zelfdodingen x 2,8 miljoen). Een dubieuze rekensom en volgens statistiek-experts weinig meer dan een slag in de lucht. “Ernst, suicidepreventie gaat mij persoonlijk al bijna een halve eeuw zeer aan het hart. Eis van 0800-0113 dat ze haar zaakjes qua communicatie en operatie op orde brengt. In de rest van de zorg is het onacceptabel dat nabestaanden onnodig gekwetst worden, bij 113 is dat nog aan de orde van de dag.

 

 

Photo by Jametlene Reskp on Unsplash

Zin in 2022

Het is een vraag die voor zover mij bekend sinds het uitbreken van de pandemie in geen enkel journaal, praatprogramma of ander medium ooit gesteld is. Een vraag ook die veel mensen bijvoorbaat als absurd of onzinnig zullen afdoen. Het gaat hierom:’Helpt zingeving tegen covid?’ Ben je meer immuun tegen  besmetting en ziektesymptomen als je een doel of doelen hebt die zin en richting aan je leven geven? Stel dat het antwoord daarop ‘ja’ luidt, dan zou het zomaar kunnen  dat ouderen kwetsbaarder zijn voor covid, niet zozeer omdat ze lichamelijk kwetsbaarder zijn, maar vooral ook omdat voor hen vaker geldt, dat hun levensdoelen op zijn. Wat betekent dat ze in plaats van enkel een biologische boost minstens zozeer een  zingevingsboost nodig hebben. Enige tijd geleden, na afloop van een lezing voor personeel en bewoners van een verzorgingshuis in Den Haag vroeg ik aan de directeur wat haar grootste zorg is. Zonder enige aarzeling antwoordde ze: “de zorg voor zingeving”. “Niet eenzaamheid?” was mijn reactie. “Dat speelt natuurlijk ook”, was haar reactie. “Maar als ik moet kiezen, zijn het toch vooral gevoelens van zinloosheid die de hoofdrol spelen, en die brengen natuurlijk ook eenzaamheidsgevoelens met zich”.Veel ouderen, legde ze uit, worstelen met ingrijpende zingevingsvragen. “Zoals vragen over wat ze nog voor betekenis voor anderen hebben, over gevoelens van levensleegte, en over minderwaardigheid als gevolg van het verlies van regie over leven en gezondheid. Ouderdom is daarnaast ook vaak een periode van  terugkijken op het eigen leven en het beoordelen van jezelf. Zoals hoe goed je het hebt gedaan of juist niet. Een aanzienlijk deel worstelt met deze vragen en wij slagen er onvoldoende in”, aldus de directeur, “om daarbij klankbord, gesprekpartner en vooral  ‘doelrichtingwijzer’ te zijn”. De uitkomsten van een reeks van studies met behulp van zogenoemde Levensdoelen (Purpose in Life) interviews en vragenlijsten bevestigen haar conclusie. De mate waarin mensen in het algemeen en ouderen in het bizonder een doel of doelen hebben die richting en betekenis aan hun leven geeft is mede sterk bepalend voor hun gezondheid en levensduur. Ongeacht onderliggend lijden. Niet onbegrijpelijk maar daarom niet minder opmerkelijk, is dat uit enkele zeer recente studies ook blijkt dat ouderen helpen aan nieuwe levensdoelen of reeds bestaande levensdoelen of vaardigheden te boosten, zelfs hun spierkracht en loopsnelheid doet toenemen. Zowel één enkel (nieuw) levensdoel als meerdere uit verschillende gebieden – zoals (vrijwilligers)werk, geloof, hobbies, bewegen, familie, gemeenschap enzovoorts – maakt hen dus behalve gelukkiger en gezonder ook fysiek sterker. Waardoor typische ouderdomskwetsbaarheden zoals vallen en breuken minder vaak zullen optreden. Ik pleit er daarom en ijver er inmiddels voor aan alle ouderen de toegang tot een  levensdoel-interview en advies/opstart te geven. Daaruit zal niet alleen overtuigend blijken dat álle mensen een ingeboren wil tot zingeving hebben. Maar ook dat het levend houden van die wil tot op hoge leeftijd het grote verschil maakt. Redenen genoeg zou ik zeggen om dit tot een van de belangrijkste levensadviezen te maken: zorg dat je doelen nooit opraken!

 

 

Photo by zero take on Unsplash

Mentale boosters

Psychologisch gezien zijn we momenteel wel heel merkwaardig bezig. Massaal rennen we naar de prikstations om ons lichaam te laten boosten en doen vaak alsof we daarmee ook psychisch geboost zijn. Niet dus. De pandemie en alles wat deze aan opgaven, stressoren, relatie-conflicten, verliezen en verwarring  mee heeft gebracht, betekent voor leven en welbevinden van tallozen een grote aanslag en en heeft hun psychische weerbaarheid ondermijnd. En nog. Toch zijn er nergens in het land door de GGD of GGZ stations ingericht of maatregelen georganiseerd waardoor zoveel mogelijk mensen zich in zo kort mogelijke tijd psychisch kunnen laten boosten, zich mentaal zo immuun mogelijk kunnen laten maken. Sterker nog, wie in deze Corona-tijd met (ernstige) psychische problemen kampt, en dat zijn er steeds meer, moet vaak vele maanden, niet zelden langer dan ooit te voren, op hulp wachten. En let wel, het probleem is niet een gebrek aan kennis en methoden over hoe ons zelf of anderen mentaal te boosten. Er zijn in de afgelopen eeuw een groot aantal inzichten en methoden ontwikkeld en wetenschappelijk effectief bevonden om mentale gezondheid te stimuleren, handhaven of te herstellen. Velen daarvan zijn van een verrassende eenvoud. Ik noem er enkele die je vandaag al zelf kunt uitvoeren. (1) Schrijf gedurende een achttal weken aan het eind van iedere dag drie dingen op die goed waren en lees af en toe nog eens na wat je een aantal dagen eerder aan ‘goeds’ hebt opgeschreven. Het geleidelijke effect zal doorgaans zijn dat je je beter gaat voelen, minder gedeprimeerd of moedeloos, en meer optimistisch. Een andere (2) is om met een zekere regelmaat iedere dag iets aardigs voor iemand te doen zoals bij iets helpen, steunen, iets schenken (aandacht, tijd, kadootje), of bij je uitnodigen. Nog een andere (3) is om af en toe anderen  erkentelijkheid of dankbaarheid te tonen voor iets dat deze eerder voor je gedaan hebben, nu doen of voor de toekomst hebben aangeboden. Voor alle drie genoemde methoden geldt, zo laat neuropsychologsch onderzoek zien, dat ze de beloningscentra in je brein activeren. Het bizondere aan de laatste twee daarbij is dat jíj je beter gaat voelen doordat de ánder zich door jou beter voelt. Dan zijn er een reeks uiterst effectieve psychische boosters die opstarthulp of kortdurende begeleiding door een competente ander wenselijk maken of vereisen. Een voorbeeld (4) is leren onderscheid  maken tussen niet-helpende en helpende gedachten voor het bereiken van je (levens)doelen en vervolgens de helpende gedachten tot automatische zelfinstructies te maken. Een ander voorbeeld (5) is leren innerlijke spanningen en stress op te heffen door ontspannings-, meditatie- of zelfhypnose-oefeningen. Wat die laatste betreft, ik train al vele jaren mensen individueel en in  groepsverband daarin en geef ze geluidsopnames van de instructies mee voor thuistoepassing. Overigens, ik pas ze thuis zelf ook toe. Om minder last van mezelf te hebben zeg maar. Tot slot, ik denk er met enkele collega’s over om in Leiden naast de covid-boostertent van de GGD een mentale boostertent op te zetten.

Een kostbaar voornemen

Met een zekere regelmaat sturen lezers reacties op een gedachte of practische toepassing die ik in een column aan de orde heb gesteld, waardoor mijn hart even overslaat van enthousiasme. Zoals onlangs deze: “Het is alweer geruime tijd geleden dat ik uw vragenlijst voor het ouder-kind interview naar onze kinderen stuurde. Ze zijn allemaal in de vijftig. Mijn vrouw en ik zitten regelmatig te praten over ons verleden. En dan komt steevast naar voren dat wij onze ouders nog heel wat hadden willen vragen. Uw vragenlijst leek ons een goede aanleiding onze kinderen te vragen of  zij óns wat willen vragen voor we dit ondermaanse verlaten. We hoorden hierop niets, enkel van één kind de suggestie om dat misschien wel eens ter sprake te brengen”. Uit ervaring en feedback van andere lezers weet ik inmiddels dat het vaak bij een suggestie blijft. Maar deze keer niet. De briefschrijver vertelt dat hij met vrouw en het hele nageslacht, ruim 20 personen, kort tevoren een weekend in een gelegenheid had doorgebracht. “Wie schetst onze verbazing toen tijdens de avondmaaltijd beamer en scherm verschenen en een groot aantal punten uit de vragenlijst werden geprojecteerd. Mijn vrouw en ik moesten tussen het eten door daarop telkens antwoord geven”. Hij noemt dan onderwerpen uit verleden en heden op die aan de orde kwamen en vertelt daar iets  ontroerends bij. Namelijk dat niet alleen de volwassen kinderen heftig geinteresseerd bleken in levensloop en doen en laten van hun (schoon)ouders maar ook de kleinkinderen in dat van hun opa en oma. Na afloop zeiden die zelfs opgetogen hen “zo heel goed te hebben leren kennen”. Zowel kinderen als kleinkinderen uitten daarbij ook verbazing over het feit dat terwijl ze dachten hun (groot)ouders goed te kennen, er toch de nodige zaken waren waarvan ze geen idee hadden gehad. Daarnaast wilden ze ook graag weten of hun (groot)ouders zorgen hadden over de toekomst.Wat ze willen als ze ernstig ziek worden? Hoe ver moet behandeling gaan? Vragen die het de  (groot)ouders mogelijk maakten nog eens uit te leggen wat ze in hun wilsverklaring hadden opgenomen. De briefschrijver sluit zijn relaas als volgt af: “Het was dankzij dit alles een heel bizonder weekend dat we niet gauw zullen vergeten”. Reden voor mij om deze column af te sluiten met de complimenten aan deze familie waarin de verschillende generaties in staat zijn gebleken op zo’n waarden- en waardevolle manier met elkaar in gesprek te gaan. En met de hoop te uiten dat meer families zich daardoor geinspireerd voelen om in 2022 hun voorbeeld te volgen. Want met Kerst of Oudjaar nu is dat door de harde lockdown vrijwel onmogelijk geworden. Tenzij misschien via beeldverbinding. (Ik onderzoek nog of dit gezien de aard van veel vragen wel wijs is om te doen). Maar hoe dan ook, met elkaar als familie afspreken om in het nieuwe jaar een keer zo met elkaar in gesprek te gaan, kan bewerkstelligen dat een beroerd begin toch een heel kostbaar vervolg krijgt.

 

 

Photo by Nathan Anderson on Unsplash

Kerst: vredig of vijandig?

Als ik afga op geluiden in mijn omgeving dan wordt het in veel  huisgezinnen absoluut geen vredige of zalige kerst. Hooguit een wapenstilstand. Enkelen hebben al besloten bepaalde familieleden of kennissen, anders dan vorige jaren, niet uit te nodigen. Uit angst voor ruzie. Covid-ruzie. Een kennis: “Ik heb er nog even over gedacht om de oude vertrouwde club toch uit te nodigen op voorwaarde dat er niet over Covid wordt gediscussieerd. Maar ik vertrouw het niet. Sommigen kunnen zich  toch niet inhouden. Het is nu al zo dat als ik ze spreek het binnen de kortste keren toch weer daarover gaat. En wat ik daarbij allemaal niet naar mijn hoofd geslingerd krijg omdat ik me heb laten vaccineren”. Een andere kennis komt met het complementaire verhaal. “Wat ik te horen krijg omdat ik me niet wil laten vaccineren. Alsof ik een aso van het ergste soort ben.” Weer anderen hebben besloten niemand te vertellen of ze nu wel of niet gevaccineerd zijn om zulke toestanden en mogelijk zelfs een relatiebreuk te voorkomen. Kerst 2020 was een buitengewoon vredige en verbindende. Met gemeenschapskreten als ‘samen krijgen we Corona eronder’ en zelfs publieke dankkoren voor al die heldhaftige gezondheidszorgers. Wat is er anno 2021 gebeurd dat die saamhorigheid verdampt lijkt? Sterker nog, voor een deel veranderd is in wederzijdse vijandigheid? Is het omdat we na tien maanden met zijn allen in de crisisstand te hebben gestaan – ‘gedeelde angst is verbindende, gemeenschappelijke angst’ – in de eerste week van januari met vaccineren zijn begonnen? Terwijl alle uitwendige gedragsmaatregelen, zoals afstand houden, avondklok etc, voor iedereen golden, moesten we nu opeens individueel beslissen of we ook door een inwendige maatregel, inbrengen van een vaccin in ons lichaam, aan het virus het hoofd wilden bieden. Voor de meeste ouderen en kwetsbaren was en is dat geen vraag. Voor de meeste beleidsmakers en deskundigen, met de media aan hun zijde, geldt hetzelfde. Dag na dag worden we in nieuws- maar vooral praatprogramma’s, doodgegooid met informatie, pleidooien en oproepen voor vaccinatie. Voor afwijkende meningen en data was en is er nauwelijks tijd en tolerantie. Eerder minachting. En dat is een ernstige fout. Want het creert psychologische onveiligheid, terwijl er juist in tijden van crisis of hoge stress grote behoefte is aan psychologische véiligheid. Kenmerkend voor een psychologisch veilige groep, gezelschap of samenleving is het vertrouwen dat niemand de ander in verlegenheid brengt, afwijst, bedreigt of straft als deze een afwijkende mening heeft. Interpersoonlijke angst is in zo’n groep afwezig. Want je staat over en weer open voor opinies die verschillen van die van jou en bij een fout in je redenering of lacune in je kennis word je niet onmiddellijk vernederd en nog altijd respectvol aangehoord en geantwoord. Waardoor het je gemakkelijker valt die fout of dat gebrek aan kennis toe te geven, open te staan voor feedback en uit te leggen wat je met die feedback gaat doen. Daarom alvast deze kerstoverdenking: waarom hebben we twee oren en slechts één mond?

 

 

Photo by Szabo Viktor on Unsplash

Vraag het aan René!

Stel jouw vraag aan René Diekstra!

René Diekstra geeft op dinsdagavond 21 december een live webinar over zijn nieuwe boek IN GESPREK MET JE OUDERS. Je kunt jouw vragen over het interviewen van je ouders, of geïnterviewd worden door je kinderen, hieronder stellen. We doen ons best om zoveel mogelijk vragen te behandelen. Jouw vraag kan ook voor anderen behulpzaam zijn!

21 december Webinar René Diekstra – In Gesprek met Je Ouders

René Diekstra geeft op dinsdagavond 21 december 2021 een exclusief webinar naar aanleiding van zijn best seller In Gesprek met Je Ouders.

Ben je geabonneerd op een krant waar René’s column wekelijks in verschijnt? Dan kun je een GRATIS ticket voor het webinar krijgen! (reguliere ticketprijs is 10 euro + boekingskosten).

Er zijn een beperkt aantal GRATIS tickets beschikbaar dus boek zo snel mogelijk want OP=OP!

Hier kun je jouw ticket boeken: https://www.eventbrite.com/e/tickets-webinar-rene-diekstra-in-gesprek-met-je-ouders-213588227137

Psychologische veiligheid

Het jaar voordat ik psychologie ging studeren werkte ik bij wijze van tussenjaar als leerling-verpleegkundige op de opname-afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.Op een dag werd een 25-jarige man na een bijna fatale suicidepoging naar ons  doorverwezen. Ik raakte vrijwel meteen op hem gesteld, innemend, grappig en vooral vol zelfspot als hij was. Hoewel, er waren ook perioden waarin hij onbereikbaar was en zich volledig in zichzelf of zijn depressies opsloot. Maar na enkele maanden bleven die perioden  weg en werd al gauw gesproken over ontslag. De dag vóór zijn ontslag, mijn laatste werkdag die week, had ik nog een kort afscheidsgesprek met hem. Zijn laatste woorden waren: “Heel veel dank voor je betrokkenheid. Maar ik verlang echt naar morgen. Dan kan ik weer zelf bepalen wat ik met mijn leven wil”.  Ik denk dat ik instemmend-begrijpend gereageerd heb. Tijdens de afdelingsbespreking later die dag, wij leerling-verpleegkundigen waren daar enkel als toehoorders bij aanwezig, werd door het hoofd, een zeer bekwame maar tamelijk autoritaire man, met tevredenheid en complimenten aan de  stafleden gesproken over het voorspoedige herstel van deze patient. 24 uur later kwam het bericht dat hij door een sprong voor de trein zijn leven had beeindigd. Volslagen verbijsterd had ik het gevoel  onvergeeflijk tekortgeschoten te zijn. Want ook al had ik er toen nog geen woorden voor, ik had bij zijn afscheidswoorden toch vagelijk een niet-pluis gevoel ervaren. Maar gezien het enthousiasme tijdens de bespreking, mijn ontzag  en angst voor het hoofd en niet het risico willen lopen als leerling als betweterig  te worden weggezet, had ik daarover gezwegen. Dagenlang heb ik niemand er iets over durven zeggen. Bang als ik was voor verwijten of erger. Totdat het hoofd – autoritair maar wel goed waarnemer, ik ben hem daar eeuwig dankbaar voor – me ontbood, zei dat ik naar zijn indruk ergens mee zat en vroeg of het iets met de suicide te maken had. Er volgde een zeer emotionerend gesprek. Voor mij omdat ik de ruimte kreeg mijn bittere schuldgevoelens te ventileren en te relativeren. Voor hem omdat hij er zich bewust van werd dat er angst heerste onder teamleden en dat daarom bepaalde  waarnemingen en fouten door hen niet gerapporteerd werden. Terwijl de kwaliteit van zorg juist afhankelijk is van de mate waarin daar wel veilig over kan worden gesproken. Op een gegeven moment stond hij op, gaf mij een hand en zei..”Dank je..Als je uit angst tegen je meerdere, tegen mij dus, of in een teamvergadering iets niet durft te zeggen terwijl je voelt dat het belangrijk kan zijn, dan zit er iets niet goed hier. Dat moet stoppen. Jullie moeten je veilig kunnen voelen om wat dan ook te zeggen waarvan je meent dat het belangrijk kan zijn voor ons werk hier”. Ik kende het woord daarvoor, psychologische veiligheid, toen nog niet. Maar heb inmiddels talloze malen ervaren dat het de belangrijkste voorwaarde is voor het goed functioneren van teams. En dat het ontbreken van psychologische veiligheid de belangrijkste oorzaak is van teamfalen.

 

 

Photo by Michał Parzuchowski on Unsplash

Bestaat Sinterklaas?

Wat doet het met kinderen, psychologisch, als ze ontdekken dat de volwassenen om hen heen hen jarenlang voor de gek hebben gehouden? Bewust dingen hebben verteld die niet waar zijn? Het is een onderwerp waarover nauwelijks onderzoek is gedaan en dat onlangs weer eens bij me opkwam toen mijn kleinzoon Seb, 8 jaar, mij een vraag stelde waardoor ik me flink voor het opvoedblok gezet voelde. “Opa,” vroeg hij, “bestaat Sinterklaas echt?” Mijn eerste neiging was te reageren op de manier waarop tal van volwassenen reageren als ze bij lastige vragen van kinderen de boot zolang mogelijk proberen af te houden: ‘hoe kom je op die vraag?’ Ik wist me net op tijd in te houden. Seb maakte me dat gemakkelijker door uit zich zelf toe te voegen dat een vriendje zegt dat Sinterklaas niet bestaat. Met een bekende psychologentruc kon ik daarop inspelen: “Seb, hoe zou je het vinden als ie gelijk heeft, als Sinterklaas inderdaad niet bestaat”? Even was hij stil en zei toen “Niet leuk. Maar dan heeft Sinterklaas ook niet de kadootjes in onze schoenen gedaan gisteravond. Wie dan? Papa en mama? Jullie?” Zowel zijn stem als zijn blik verried een zekere mate van ontgoocheling over iets dat zo bizonder leek maar dat  niet waar blijkt te zijn. Ik heb ‘m op schoot genomen en geprobeerd uit te leggen dat Sinterklaas een soort van spel is dat volwassenen voor kinderen gemaakt hebben. En evenals veel andere spellen is het een spel voor kinderen tot een bepaalde leeftijd. Echt bevredigend vond hij dat niet. “Maar dan jokken jullie dus wel tegen kinderen. En dat doen jullie bij andere spelen, ganzeborden of stratego toch niet?” Ik kon niet anders dan ‘m gelijkgeven en heb ‘m, uit een soort van zelfrechtvaardiging, in korte halen iets over de geschiedenis van de mens Sint Nicolaas en het  Sinterklaasfeest, verteld. Ook dat ik als kind het Sinterklaasfeest heel leuk en spannend vond, juist omdat ik in Sinterklaas geloofde. En dat ik zelf later verschillende keren  voor Sinterklaas heb gespeeld bij een club in de buurt, met de buurman als Zwarte Piet. En we verkleed ook altijd even bij ons thuis aanklopten en dat zijn eigen papa bij mij als  Sinterklaas op schoot heeft gezeten en niet in de gaten had dat ik het was. Daar leefde hij helemaal bij op, vond het prachtig om te horen.  Heel samenzweerderig in mijn oor fluisterend en wijzend naar zijn jongere broertje en zusje, suggereerde hij : “Opa zullen we dat nog eens doen..jij Sinterklaas en ik dan Zwarte Piet?” “Maar Seb” heb ik mijn kans te baat genomen, “dat is dan toch eigenlijk ook jokken? Daarnet vond je dat nog niet goed”. Even was hij weer stil en vond toen blijkbaar de oplossing: “Da’s niet echt jokken toch. Da’s doen alsof”. Zo’n ‘alsof afspraak’ hebben we nog niet gemaakt. Maar bij het afscheid fluisterde hij mij nog wel in: “Opa, ik snap het hoor. Sinterklaas bestaat wel en Sinterklaas bestaat niet”.

 

 

Photo by Wouter Supardi Salari on Unsplash