Turn het turnen!

“Veel coaches hebben een gespleten persoonlijkheid Als ze in de gymzaal zijn houden ze er andere waarden en normen op na dan daarbuiten. Ze zouden tegen hun eigen kinderen nooit schelden en schreeuwen maar op het moment dat ze hun coach-kleren aandoen, worden schelden en schreeuwen normaal gedrag. Ze weten dat dat niet oké is: anders zouden ze de gordijnen en deuren niet dicht houden”. Dit citaat komt uit een studie waarop een van mijn medewerkers aan het lectoraat Jeugd en Opvoeding aan de Haagse Hogeschool in 2016 promoveerde en is opgetekend uit de mond van de directeur van een gymnastiekvereniging. De studie naar de cultuur van bestuur en gedrag van gymnastiekverenigingen en daarin werkzame coaches werd uitgevoerd in opdracht van Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) en de stichting Veilig Sportklimaat (VSK) en kreeg als veelzeggende titel mee: Turnonkruid: Onderzoek naar het dames (sub)turntopsportklimaat. Het rapport van de studie waarvoor bestuurders, coaches, turnsters en ouders zijn geinterviewd, is bepaald geen opwekkende leeskost. Alles wat er de afgelopen twee weken recent naar buiten is gekomen over de psychologische mishandeling van topturnsters in spe staat er al in. Zo wijzen meerdere directeuren erop dat coaches absolute controle over hun pupillen nastreven en het niet pikken als die tegen hun ouders klagen over hoe ze behandeld, afgebekt, gekleineerd of gestraft worden: “Als de ouders zich daarover komen beklagen, krijgt de pupil er vervolgens van de coach van langs. ‘Je vertelt die dingen niet tegen je ouders. Wat we doen of zeggen hier, blijft hier en dat deel je niet met je moeder’. Dan wordt ze uitgescholden, voor de hele groep ten schande gezet of moet buiten de groep haar oefeningen doen. Je weet dan dat dit meisje thuis nooit meer iets durft te zeggen. Dat is wat we noemen totale controle.” Maar waarom is daar vier jaar geleden niets over naar buiten gekomen? Het antwoord: de opdrachtgevers wilden dat per se niet. De onderzoekers zagen zich daardoor beperkt tot publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Met als voorspelbaar gevolg dat er in de Nederlandse media geen aandacht aan is besteed. De wrange conclusie hieruit is dat het onafhankelijke onderzoek dat de KNGU naar aanleiding van de recente commotie heeft aangekondigd, allang gedaan is. Ik kan niet beoordelen in hoeverre men zich bij de Unie binnenshuis iets van het rapport heeft aangetrokken. Maar van haar mag worden geeist Turnonkruid nu vrij te geven. Want de discussie in de media dreigt volstrekt de verkeerde kant op te gaan door enkel coaches persoonlijk als barbertjes publiekelijk op te  hangen. De twee boven gegeven citaten maken duidelijk dat de bestuurders wisten hoe het er toe ging maar niet hebben ingegrepen. Ook voor hen was winnen het doel dat alle middelen heiligde. Inclusief de ontwrichting van de psychologische ontwikkeling van jonge meisjes. Om dat te voorkomen beveel ik aan dat vanaf nu bij trainingen altijd een psycholoog aanwezig is die kan ingrijpen als de coach emotionele uitglijers dreigt te maken.

 

 

 

Photo by Eugene Lim on Unsplash

Psychologische reactantie

“Ik sta naast mijn fiets voor het stoplicht te wachten. Komt een meneer vlak naast me staan. Ik zeg ‘kunt u aub wat afstand houden’. Roept ie terwijl hij, het licht sprint op groen, wegspurt:’‘stom wijf!’” ”In een hotel met richtingspijlen op de vloer spreek ik een man die tegen de richting ingaat vriendelijk aan en wijs op de pijlen. De man zelf reageert verbaasd, hij had die pijlen niet gezien. Maar de man achter mij reageert anders. ‘Echt belachelijk iemand zo aan te spreken. Meneer, u mag lekker lopen waar u wilt hoor, ik zou me er niets van aantrekken’.” “Komt een groep joggers mij tegemoet, spuugt een vlak vóór mij op de grond. ‘Ben je nou helemaal gek geworden’ roep ik geschrokken. ‘Moet je maar niet in de weg lopen bitch’, is het antwoord”. Zomaar een ‘bloemlezing’ uit reacties op de column Aanspreken van twee weken geleden. Alle drie demonstreren het bijna kinderlijk-puberale verzet van sommige  volwassenen tegen beperkingen die hen of anderen worden opgelegd en de neiging precies het tegenovergestelde te doen van wat van ze gevraagd wordt. Psychologen noemen die neiging reactantie. De term verwijst naar het gegeven dat mensen sterk emotioneel reageren als hun bewegingsvrijheid of opties worden bedreigd of ingeperkt. Evolutionair gezien streven we naar zo groot mogelijke vrijheid in opties en keuzes. Dat verhoogt onze overlevings-en voorplantingskansen. Beperkt iemand of iets, zoals de Corona-maatregelen, onze opties, dan kan reactantie optreden: weerstand in gedrag gepaard aan negatieve gedachten en een gevoelstoestand van onbehagen, frustratie, boosheid, angst of een mengsel daarvan. Cruciaal is nu hoe we in die reactantie-toestand reageren. Accepteren we de beperkingen en leveren we (tijdelijk) bepaalde opties in omdat we geloven dat het belangrijk is voor een groter goed, zoals onze eigen overleving of die van anderen? Of gaan we in verzet? Onderzoek van de reactantie-theorie, een belangrijke en goed onderzochte theorie, heeft twee belangrijke feiten aangetoond. Een is dat mensen hun vrijheid zo hoog waarderen dat beperking of verlies daarvan vrijwel altijd leidt tot  reactantie, tot emotioneel onbehagen of verzet. Weliswaar niet bij iedereen even sterk maar niet zelden tot op het punt van openlijke agressie of het tegenovergestelde doen van wat geadviseerd of opgelegd wordt. Bij mannen (zie de voorbeelden) overigens vaker dan bij vrouwen. De Viruswaanzin-beweging bijvoorbeeld is een uiting van vooral mannelijke reactantie. Twee is dat wij, dat is eveneens evolutionair bepaald, zeer verlies-afkerige wezens zijn. Er zit geen overdrijving in de stelling dat op allerlei gebieden – economie, relaties, status, bewegingsvrijheid, gezondheid – ‘de pijn van verlies doorgaans tweemaal zo groot is als het plezier van winst’. Dreigen verliezen op meerdere gebieden, bijvoorbeeld  gezondheid én economie, dan vinden ook meerdere pijnlijke verdubbelingen plaats. Dat maakt het cruciaal te weten, zeker in Coronatijd, hoeveel reactantie – onbehagen, agressie, angst, pijn en innerlijke weerstand – maatregelen teweegbrengen, bij welke groepen dat vooral speelt en wat de mentale en gedragsrisico’s daarvan zijn. Ik verwijt het RIVM dat niet onderzocht te hebben.

 

Besmettelijk gezond

Onlangs, tijdens het ordenen van mijn archief, kwam ik een column van mij tegen die in 1988 onder de titel Besmettingsgevaar in deze krant werd gepubliceerd. Het waren de jaren van aandacht en angst voor besmetting met het HIV en de ziekte AIDS die daardoor wordt veroorzaakt. Aanleiding voor die column was een documentaire getiteld Helen gemaakt door de Amerikaanse TV-maatschappij CBS. Helen was werkzaam als prostituee en bleek een groot aantal van haar klanten met het virus besmet te hebben. Ook het kind dat ze ter wereld bracht. De gevolgen voor de door haar besmetten waren veelal verschrikkelijk. Het merkwaardige was dat Helen zelf helemaal geen klachten had en lange tijd ook niet wist, en daarom ontkende, dat ze voor anderen een bedreiging vormde. Exact 50 jaar eerder, in 1938, had zich iets soortgelijks voorgedaan. In dat jaar was in een ziekenhuis in de VS een vrouw, Mary genaamd, gestorven die daar ettelijke jaren in quarantaine had gezeten nadat was vastgesteld dat zij decennia lang – vanaf 1883, het jaar waarin ze vanuit Europa naar de VS was geemigreerd – tal  van mensen met buiktyfus had besmet. Tijdens de overtocht  hielp Mary de scheepskok en leerde van hem koken. Via het voedsel dat ze mee hielp bereiden, besmette ze de meeste andere emigranten aan boord. Toen het schip de haven van New York binnenliep, waren minstens honderd opvarenden aan tyfus gestorven, met inbegrip van de scheepskok. Officieel werd de schuld voor de tyfusepidemie aan de slechte leefomstandigheden aan boord toegeschreven.

Eenmaal in de VS zocht Mary werk als kokkin en werkte in verschillende huishoudens, waar ze steeds opnieuw mensen besmette. Omdat ze zelf gezond was, verzette ze zich jarenlang steeds weer tegen de verklaring dat de tyfusuitbraken veroorzaakt werden door haar aanwezigheid in de huishoudens. Toen de gezondheidsautoriteiten haar uiteindelijk op het spoor kwamen, werd ze gearresteerd en kreeg vervolgens het verbod opgelegd als kokkin te werken. Omdat  ze zich daar niet aanhield en er  weer tyfusuitbraken plaatsvonden, werd ze  opnieuw gearresteerd en voor de rest van haar leven in quarantaine gehouden, waarin ze aan de gevolgen van een beroerte stierf.

Wat zowel Mary als Helen psychologisch gezien zo intrigerend maakt, is dat ze geleid werden door de opvatting dat als je je zelf gezond voelt en niet de symptomen van een bepaalde ziekte hebt, je anderen ook niet met die ziekte kunt besmetten. Ik vrees dat die opvatting bij velen nog altijd opgeld doet. Ook nu, in tijden van Corona. Het is, helaas, een ernstige misvatting. Als iemand in mijn directe omgeving met het virus besmet is, dan kan ik door hem of haar besmet worden. En kan ik op mijn buurt, ook al voel ik me gezond en heb geen symptomen, weer anderen besmetten. Vandaar dat ik dit met mezelf heb afgesproken: bij twijfel testen. Ik wil hoe dan ook geen onnodig risico voor anderen vormen. Want, homo homini virus. De mens kan de mens (ook) een virus zijn.

Afspraken over aanspreken

Wat kunnen twee Leidenaren niet wat één ook niet kan? Antwoord: achter elkaar lopen! Ik ben daar dagelijks getuige van als ik wandel door het park tegenover mijn huis. Als een stel me tegemoet komt en het hele pad bestrijkt, dan maken ze zelden  baan voor mij vrij door even achter elkaar te gaan lopen. De meesten blijven doodgemoedereerd naast elkaar lopen. Waardoor ik, voor die anderhalve meter, steeds van het pad moet. De berm in. Soms is dat geen probleem. Maar soms betekent het dat ik half het struikgewas in moet  of nagenoeg struikel over de benen van degenen die op een bank naast het pad zitten. In het park wordt ook aan de lopende band gejogd. Prima wat mij betreft als ze die bewuste afstand maar aanhouden. Maar dat doen joggers meestal niet. Die kiezen vrijwel altijd voor het midden van het pad en bezweet en druppeltjes rondspattend komen ze of van achteren rakelings langs je heen of jij moet, als ze van voren komen, een eind de zijkant in duiken om niet met allerlei besmettingsvisioenen thuis te komen. Na inmiddels minstens 10 weken van anderhalve meter, dus zo’n 70 parkdagen, begint me dat alles danig te irriteren. Want velen lijken het ondanks alle oproepen van Rutte en zijn RIVM-makkers maar niet te leren. Mijn eigen ‘voorbeeldig’ uitwijkgedrag werkt ook niet. Ik begin dat zo langzamerhand ook mezelf te verwijten. Want ik heb nog nooit een van die stellen of joggers op hun gedrag aangesproken. Waarom niet? Ik kan dat niet precies duiden. Beducht voor een afwijzende of agressieve reactie? Angst dus? Of lafheid? Of is het nog basaler? Is het ongewoonte? Heb ik gewoon niet geleerd, in mijn opvoeding, scholing, sociale omgang, hoe je dat doet, anderen op straat op een respectvolle maar effectieve manier aanspreken op hun problematische of tegendraads gedrag? En omgekeerd, heb ik niet geleerd hoe het op een respectvolle en effectieve manier te incasseren als anderen mij op voor hen problematisch of hinderlijke gedrag aanspreken? En hoef ik er bij anderen dus ook niet op te rekenen? Bij publieke afspraken voor duurzame gedragsverandering hoort leerpsychologisch ook de afspraak elkaar te mogen aanspreken als we die verandering even vergeten of nalatig zijn en respectvol te accepteren als we daar op worden gewezen. Kortom, willen we een zekere laksheid in het onderhouden van de gevraagde onderlinge afstand of hygiene maatregelen en daarmee een 2de Corona golf in het najaar voorkomen, dan moeten we veel meer nadruk leggen op afspraken over en vaardigheid in aanspreken. Daarom, Rutte en hulptroepen, maak en verspreid als de bliksem filmpjes of videos waarin respectvol en effectief aanspreken en incasseren van aangesproken worden, wordt gemodelleerd. Roep onderwijsinstellingen op deze regelmatig in gangen en klassen te tonen en kinderen, jongeren en studenten daarin te oefenen. En hamer er constant op dat wij ons in de pubieke ruimte wel degelijk tegen elkaar aan mogen bemoeien. Die ruimte is immers van ons allemaal.

Beloof dat toch niet!

Afgelopen dinsdag verscheen er in de NRC en op de website van 113 (www.113.nl) het volgende bericht: ‘Vragenlijsten en trainingen kunnen suicide onder jongeren voorkomen. Een dergelijke aanpak bleek in Brabant effectief’. Mijn eerste reactie? Alsjeblieft, beloof dat toch niet! Ik hou me regelmatig bezig met hulpverlening aan suicidale jongeren, met consult geven aan gezinnen of organisaties die daarmee te maken hebben en met het bijhouden van de wetenschappelijke onderzoeksliteratuur over suicidepreventie bij jongeren. Wat mij drijft is het besef dat er geen groter drama denkbaar is, zowel voor direct betrokkenen zoals ouders en broers/zussen, als voor ons als mensheid, dan als een kind niet meer wil leven en de daad bij die wens voegt. Dan sterft niet alleen een kind. Dan sterft ook een toekomst. Maar er is ook geen grotere vreugde, grotere overwinning, denkbaar dan als het lukt een kind voor de poort van de dood weg te halen en naar het leven terug te voeren. Maar daar zijn geen gemakkelijke manieren voor, zo laat ruim honderd jaar intensief onderzoek – in 1910 vond al het eerste wetenschappelijke symposion over zelfdoding onder jongeren plaats – steeds weer zien. Zelfdoding is een complex fenomeen en nog altijd, meer dan een eeuw later, begrijpen we onvoldoende hoe biologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren in wisselwerking crisissituaties creeren met zelfdoding als uitkomst. We weten daarom ook nog altijd onvoldoende hoe en waarmee we moeten ingrijpen om zo’n afloop bij jeugdigen te voorkomen. Ik heb dan ook nog geen enkel hard bewijs gezien dat de ‘Brabantse-113’ aanpak ook maar één zelfdoding door een jongere heeft voorkomen. Wat het bij een bepaalde groep  jongeren zal bereiken, is een vermindering van depressieve gedachten en van suicide-ideatie, van gedachten aan zelfdoding. Zoals ook een reeks andere programma’s, zowel in ons land als elders, dat doen. Maar volkomen terecht stelt de recente Research Agenda for Youth Suicide Prevention: depressieve gevoelens, suicide ideatie, suicidepoging en suicide zijn te onderscheiden gedragingen en bevindingen met betrekking tot  een daarvan hebben onvoldoende zeggingskracht of validiteit met betrekking tot de andere. Suicidegedachten en het doen van een niet-dodelijke poging zijn indicatoren voor hoge stress en/of gebrekkige persoonlijke vaardigheden en sociale steun of relaties. Maar het zijn geen robuste indicatoren of voorspellers van zelfdóding. Zelfdoding is een betrekkelijk uitzonderlijk verschijnsel onder jongeren, ook onder degenen met depressieve gevoelens of suicidegedachten. Er is daarom grote behoefte aan onderzoek naar de uitzonderlijke processen die deze uitzonderlijke sterfgevallen op een inzichtelijke en beinvloedbare wijze in beeld brengen. Dergelijk onderzoek is moeilijk, tijdrovend en kostbaar, zoals ik zelf bij herhaling heb ervaren en onder andere met ouders en andere betrokkenen heb beschreven in het boek ‘Het is net of ik hier niet hoor. Leven en dood van een dertienjarige’. De preventie van zelfdoding bij jongeren met een hoog risiko daarop is een opgave die het afnemen van signaleringsvragenlijsten en geven van vaardigheidstrainingen verre te boven gaat. Stop daarom alsjeblieft met onverantwoorde beloftes. Ze voegen hoogstens ontgoocheling toe.

Relaties tussen generaties

“Ik heb een vraag die me al een aantal weken bezighoudt sinds ik mijn vader heb geinterviewd met het schema dat u mij hebt toegestuurd. Ik had er eigenlijk helemaal geen zin in en ik heb het voornamelijk gedaan omdat mijn vader er zo op aandrong nadat hij daarover in de krant had gelezen. Maar gek genoeg vind ik hem sindsdien aardiger. Hij mij volgens mij ook.Toch is er niks in het interview aan de orde gekomen waarvan ik kan aanwijzen ‘daar komt dat door’. Hoe zit dat dan?” Laat ik beginnen met te zeggen dat dit een effect van het (volwassen) kind – ouder interview is waarop ik zeer heb gehoopt. Zeg maar het verbeteren van de relaties tussen generaties in een en dezelfde familie. Zij het soms in andere bewoordingen heb ik inmiddels van meerdere ‘interviewer’-kinderen soortgelijke ervaringen te horen gekregen. Een zekere verbazing over het feit dat het interview op de sfeer in de onderlinge relaties een langduriger positief effect heeft zonder dat aanwijsbaar is waardoor precies. Vanuit psychologisch perspectief is dat overigens niet zo verbazingwekkend en wel vanwege wat wel eens het Tolstoi-effect genoemd wordt. Naar de grote Russische romanschrijver Leo Tolstoi (de schrijver van onder meer Oorlog en Vrede en Anna Karenina) die ooit het volgende beweerde: ‘we mogen andere mensen niet zozeer vanwege het goed dat zij ons gedaan hebben, als wel vanwege het goede dat wij hen gedaan hebben’. Zoals de aandacht die we aan hen gegeven hebben. Dat is een opmerkelijk gegeven. Als wij goed of aandachtig zijn voor iemand, zoals een ouder, een kind, een buur of als we een hulpbehoevend familielid met iets helpen, dan neemt de mate waarin we die persoon aardig vinden, dikwijls toe. De verklaring daarvoor is dat wij psychologisch zo in elkaar zitten dat wij altijd onze gedrag voor ons zelf moeten rechtvaardigen. Dus als we veel moeite voor iemand doen of iemand veel aandacht  geven en vervolgens voor ons zelf de vraag moeten beantwoorden waarom we die moeite gedaan of die aandacht gegeven hebben, dan is een voor de handliggend  antwoord, dat die ander die aandacht of hulp verdient. Dat we ons dus terecht voor die persoon hebben ingespannen. Hieruit valt een belangrijke conclusie te trekken. Door anderen te helpen of door ze aandacht te geven zoals door hen te interviewen, neemt niet alleen onze betekenis voor hen toe. Ook hun betekenis voor ons neemt toe. Fascinerend is het niet, om te moeten concluderen dat als je wilt dat jouw ouders belangrijkere mensen voor jou worden, het helpt hen te interviewen? Dat je daarbij ook nog eens informatie over hen verzamelt waardoor je hen beter begrijpt (en jezelf mogelijk ook als door hen opgevoed) is daarbij een bonus. En dan is er nog een andere belangrijke bonus. De interviewervaring helpt  je je bewuster te worden van het feit dat je de mate waarin je anderen mag, voor een groot deel zelf in de hand hebt.

Jezelf durven herkennen

Hoe meer je van iets of iemand weet, hoe genuanceerder je oordeel over dat iets of die iemand is. Draai je deze zogenoemde wet van de cognitieve complexiteit om dan wordt het ‘hoe ongenuanceerder je over iets of iemand oordeelt, hoe minder je van dat iets of die iemand afweet’. Hoewel dat nooit goed is onderzocht, zou een van de gevolgen van deze wet kunnen zijn dat wij geen behoefte hebben aan meer kennis over bepaalde mensen, omdat we ons oordeel over hem of haar niet wensen bij te stellen of te nuanceren. Ik ben me onlangs gaan afvragen hoe vaak dit in de (volwassen) kind – ouder relatie speelt. Aanleiding is dat onder de duizenden verzoeken om het kind-ouder interviewschema waar ik in de column Intieme Vreemden eind januari over schreef, er ettelijke honderden zijn met ongeveer deze toelichting: ‘Mijn ouders leven niet meer, dus hen kan ik niet meer interviewen, maar toch zou ik graag het interviewschema ontvangen om aan mijn kinderen door te geven en hen te vragen mij te interviewen’. Een aantal daarvan hebben me bericht hoe het verder is gegaan en daaruit maak ik op dat nogal wat van de ‘gevraagde’ kinderen niet echt staan te trappelen hun ouder(s) te interviewen. Of het zelfs gewoonweg afwijzen. Met argumenten varierend van ‘ik weet alles al van je’ via ‘voorlopig geen tijd daarvoor’ of ‘de zin ervan niet inzien’ tot ‘zich er ongemakkelijk bij voelen’. Natuurlijk gaat het hier om een kleine niet-representatieve steekproef en het beeld zou best kunnen veranderen als ik alle opgedane ervaringen bijeen zou kunnen verzamelen. Maar toch, de ervaringen die ik wel toegezonden heb gekregen, geven te denken. Maar wat me vooral aan het denken heeft gezet, is een toevallig gesprek met een zoon, wiens vader, die een goede collega van mij is, precies om bovengenoemde reden het schema bij mij had opgevraagd. Zoonlief gaf onomwonden toe niet veel zin te hebben zijn vader te interviewen:“behalve dat ik wel wat beters te doen heb, ben ik ook niet echt geinteresseerd in die man. Trouwens,  je ouders zijn je verleden en ik ben vooral bezig met de toekomst”. “Maar is voor jou duidelijk wat jij uit dat ‘ouderverleden’ meeneemt naar de toekomst en waarom?” vroeg ik. Is voor jou bijvoorbeeld duidelijk wat gemaakt heeft dat jij niet meer geinteresseerd bent in je vader en kan het belangrijk zijn dat te begrijpen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat jouw zoon later ook zo over jou denkt? Waarop hij als gestoken reageerde met ‘maar ik wil eigenlijk helemaal niet weten wat ik in de persoon en levensloop van mijn vader bij mezelf herken’. Ik heb geprobeerd hem duidelijk te maken dat je zelf leren kennen in belangrijke mate ook betekent jezelf herkennen in anderen, met name in je ouders. Afgelopen week liet zijn vader me weten dat er een interview-afspraak gemaakt was en bedankte me daarvoor. Maar daarvoor moet hij natuurlijk niet mij, maar uitsluitend zijn moedige zoon bedanken.

Coronarigheden

Onlangs maakte ik een vervelende fout. Ik loop in gedachten ‘mijn’ Dirksupermarkt binnen, haal een krant uit het rek en ga naar een kassa. Van de zijkant komend, zie ik niet dat er tussen twee rekken een rij voor die kassa staat. “Meneer, u hebt geen karretje”, roept de mevrouw opgewonden bij wie ik voor lijkt te dringen. Acuut ben ik het middelpunt van aandacht. Zelfs de cassiere bemoeit zich ermee en geeft me tweemaal het bevel een karretje te halen, ookal zeg ik dat ik enkel een krant wil. Terwijl andere klanten angstig voor mij terugdeinzen, alsof ik een wandelende besmettingsbron ben, hoor ik iemand roepen “die corona-regels gelden ook voor jou hoor, Meneer!”. Beschaamd loop ik terug naar de ingang. Maar daar staan aan mijn kant geen karretjes. Ik wacht tot iemand binnenkomt en schiet dan snel naar buiten. Een krant heb ik niet meer gekocht. Wel houd ik  sindsdien een corona-journaal bij, onder de voorlopige titel Coronarigheden. Want het was een nare ervaring. Toegegeven, vooral mijn schuld voor wie dat zo wil noemen. Maar waar had ik me precies schuldig aan gemaakt? Ik wilde heus niet voordringen, heb ook beslist geen sch… aan hygienemaatregelen. Ik ben alleen te weinig alert geweest. Dat is een narigheid die Corona in ons dagelijks leven heeft ingebracht. We moeten constant op onze hoede zijn. Zo kan ik me niet meer permitteren om, wat ik graag doe, in gedachten door het plantsoen tegenover mijn huis te lopen. Ik moet voortdurend alert zijn op de afstand jegens tegemoetkomers. In winkels, zoals in de Bijenkorf laatst, mag ik artikelen – ik wilde een tas kopen – niet aanraken. Op de roltrap moet ik verplicht rechts houden, mag niemand passeren en mijn hand niet op de reling. Ik moet de strepen op de vloer en de paal-afzettingen constant in de gaten houden voor waar ik wel en niet mag komen. In veel andere winkels – één persoon per keer – moet ik mijn vrouw buiten laten, zoals vroeger de hond. Waardoor al winkelend overleg over iets kopen onmogelijk is of vooraf moet gebeuren. Spontaan een  restaurant, café of kroeg is binnenlopen uit den boze. Maar echt ‘naar’ is het verbod om bij overlijden, ziekte, geboorte, huwelijk, jubileum of andere belangrijke levens- of familiegebeurtenissen getroffen of betrokken anderen  spontaan en van nabij te condoleren, feliciteren of contact mee te maken. Kortom, de Corona-crisis is psychologisch gezien een massale ‘nare’ (oorspronkelijke betekenis = levenverengende) oefening in zelfbeheersing. Verplichte levensverenging ten behoeve van levensverlenging is nu de gedragscode. Maar zoals altijd bij ingrijpende verengende maatregelen zijn opstandige, ‘bevrijdende’ tegenreacties onvermijdelijk. Vandaar de spontane antiracisme protesten en beeldenstormen: het zijn uitbraken, vooral door jongeren, uit de coronarigheden. Zouden ze zonder die wereldwijde Corona-crisis niet hebben plaatsgevonden? Ik denk nú niet en zeker niet op zo’n wereldwijde schaal. Wees daarom gewaarschuwd lieve medemensen. Er is een virus bezig om niet alleen ons DNA maar ook onze geschiedenis te herschrijven. Of is het te slopen?

 

 

 

Photo by Fusion Medical Animation on Unsplash

Liam’s vraag

Een week geleden. Het is prachtig weer, kinderen en kleinkinderen zijn op bezoek en we zitten in de tuin. Op een gegeven moment komt mijn oudste kleinzoon Liam, 10 jaar, naar me toe,  houdt nog net op tijd de afgesproken afstand aan en vraagt: “Opa René, waarom zijn er eigenlijk Corona-virussen?”. De vraag overvalt me zodanig dat ook de verbazing in deze over mezelf me ontglipt. “Liam, eerlijk gezegd heb ik daar nog nooit over nagedacht”. “Maar”, neemt hij over, “het is toch gek dat er zo’n virus is, want er gaan zoveel mensen aan dood en veel mensen worden er heel ziek van, toch?” Het gesprekje dat volgt, beeindigt hij met de woorden ‘ik snap nog steeds niet waarom” als iets elders in de tuin zijn aandacht afleidt. Ik reageer met ‘Ik ook niet..” Later s’avonds terwijl ik naar de praatshow op NPO1 kijk, komt Liam’s vraag weer bij mij op en realiseer me opeens, dat ik in geen enkel praatprogramma in de afgelopen maanden die vraag heb horen stellen. Terwijl die over vrijwel niets anders zijn gegaan dan het virus. Waarom niet? Onzinnige vraag? Onbeantwoordbare vraag? Hoe meer ik er in de volgende dagen over nadenk, hoe duidelijker me wordt dat het wat al te gemakkelijk is Liam’s vraag op die manier af te serveren. Prachtig eigenlijk hoe een kind zich kan verwonderen over een vraag die volwassenen gemakshalve uit de weg gaan. Want waarom heeft de evolutie, als we dat even nemen als de belangrijkste scheppende kracht op deze planeet, ons niet uitgerust met ingebouwde weerbaarheid tegen coronavirussen? Me dunkt dat het daarvoor tijd genoeg heeft gehad. Of worden we op deze planeet neergezet als halffabrikaten die door oefening en blootstelling hun weerbaarheid moeten ontwikkelen? En kunnen we die weerbaarheid pas van de ene aan de andere generatie doorgeven als die vaak genoeg geoefend en genetisch in ons is ingegraveerd? En moet het vóór die ingravering lukt, eerst heel wat keren mis gaan en er tal van dodelijke slachtoffers vallen? Of is dit een manier waarop de evolutie het mensdom verjongt, namelijk door het drastisch opruimen van oude loten aan de stam om daarmee zoveel mogelijk levensruimte te creeren voor de jonge? Of is het een corrigerende ingreep van de evolutie? Met als kernboodschap ‘jullie zijn met veel te veel op deze planeet, leven in stedelijke gebieden veel te dicht en vervuilend op elkaar. Hoog tijd dat jullie je beter spreiden, meer afstand ten opzichte van elkaar houden en je gedrag veranderen. Dat laatste is overigens wel het meest opmerkelijke aspect aan de coronacrisis. De enige maatregelen die we vooralsnog ter beschikking hebben om die crisis  te bezweren zijn niet medische, microbiologische of  virologische, maar enkel psychologische, gedragsveranderende. Zoals handenwassen, 1½ meter houden, geen grote groepsvorming, en mondkapjes dragen. Ik snap daarom ook absoluut niet waarom de praatprogramma’s iedere avond opnieuw een blik virologen opentrekken. Want daarvan moeten we het voor deskundigheid op het gebied van gedragsverandering toch echt niet hebben.

 

 

 

Photo by Jules Bss on Unsplash

Adieu God?

“Wat verwacht je van dit gesprek?”. De vraag overvalt me. Ik had Tijs van den Brink, mijn interviewer, gevraagd wat zijn eerste vraag aan mij zou zijn, maar dat wilde hij niet zeggen. We zitten naar elkaar toegedraaid in een bank in de kerk van mijn jeugd, de Martinuskerk in Sneek, mijn geboorteplaats. Tja, wat verwachtte ik eigenlijk van dit gesprek? Ik had eerder lang nagedacht over het verzoek voor een interview in het kader van het EO-programma Adieu God? en het van het verloop van voorgesprekken af laten hangen wel of niet mee te doen. Religie is voor mij ‘serious business’. Tenzij ik zeker weet dat mijn gesprekspartner dat ook vindt, vermijd ik gesprekken daarover zoveel mogelijk. Een persoonlijk gesprek met een redacteur en een uitvoerig telefoongesprek met van den Brink hebben me over de streep getrokken. Het hielp ook dat ik de plaats van interview zelf mocht kiezen. Het werd de kerk van mijn doop, mijn jeugd, mijn breken uit mijn gezin van herkomst. De kerk ook van waaruit mijn ouders lang geleden begraven zijn en van waaruit ik nog kortgeleden twee broers naar hun laatste rustplaats heb begeleid. En toch had ik die vraag die Tijs mij als eerste stelde mezelf nog niet gesteld. Niettemin was het alsof het antwoord daarop al nadenkend zichzelf samenstelde: “Wat ik verwacht is oprechtheid en de ervaring dat tussen imperfecte mensen perfecte momenten mogelijk zijn”. En zo heb ik het gesprek ook ervaren. Ook al werd ik door de vragen die volgden steeds tot nadenken in het hier-en-nu aangezet, dat hinderde me absoluut niet. Integendeel, ik heb geen woord gewisseld dat ik niet  meende. Ik meende ze maar al te zeer, waardoor ik innerlijk soms met man en macht emoties moest beteugelen. Zoals toen Tijs mij vroeg wat mij er toe had doen besluiten om ondanks de enorme verliezen die ik in mijn leven heb opgelopen, hoe onrechtvaardig ook, toch door te gaan in plaats van voor de dood te gaan. Door die vraag viel ik tijdens het gesprek van binnen heel even terug in de pijnlijke diepte van gevoelens van uitzichtloosheid en waardeloosheid, zoals ik die indertijd gevoeld heb. Waardoor ik  nog tijdens het gesprek haast werd gedwongen waar te maken waar ik eerder in het gesprek nog enkel over had gesproken. Te weten, dat je emotionele pijn niet te vroeg moet afkappen, maar in plaats daarvan zoveel mogelijk toelaten, uitspreken, voelen, opzoeken zelfs. Want op het diepste punt van het dal resteert er nog maar één weg. De weg omhoog. Emotionele immuniteit, weerbaarheid, bouw je niet op door vermijding, verdringing of vlucht, maar door blootstelling. Het is daarom dat ik mezelf oplegde antwoorden op die vraag niet uit de weg te gaan. Ik hoop, ik moet het ‘m nog eens vragen, dat Tijs daarop doelde toen hij na afloop zei: “Ik heb weer wat geleerd”. Waarop mijn antwoord was: “En ik heb weer iets opnieuw geleerd. Dank je wel”.

Het interview is nu online te bekijken via deze link: https://www.npostart.nl/adieu-god/25-05-2020/VPWON_1309098

Bron foto: EO